De keizer
van het noordelijk deel van China (Liu Chia Hui) regeert zijn land op
brute wijze. Het volk lijdt vreselijk armoe terwijl hij in weelde
leeft. Hierdoor ontstaan natuurlijk op allerlei plaatsen verzet onder
het volk. Om deze oproerkraaiers de kop in te drukken stuur de keizer
regelmatig zijn zuster er op uit. Dit heeft regelmatig ernstig
bloederige gevolgen. Op een dag stopt ze een kar met drie mannen die
onderweg terug zijn naar hun dorp. De drie mannen leveren onmiddellijk
een hevige strijd en weten net aan te ontsnappen. Tijdens hun vlucht
gaat het alleen mis en ze rijden met kar en al van een berg af. Een
van de mannen overleeft de val niet. Iedereen in het dorp is erg
verdrietig door deze gebeurtenis. Er wordt besloten dat het nu genoeg
geweest is en er wordt beraad gehouden. Iedereen zal meedoen in de
strijd tegen de keizer. Behalve Fong, want die is na een val zijn
geheugen verloren en gedraagt zich als een klein kind. De confrontatie
volgt eerder dan gepland en door deze verassing vindt bijna iedereen de
dood. Fong is een van de weinige die nog over is. Door zijn mentale
toestand word hij ook niet echt gezien al een bedreiging. Maar een van
de andere regelt vlak voor dat hij sterft een oude bedelaar die zich
over de jongen zal ontfermen. Door middel van medicijnen weet de
bedelaar hem weer zijn volle verstand terug te geven en er kan met de
kung fu training begonnen worden. Samen met de bedelaar en zijn zus
bereid Fong de wraak op de keizer voor.
Een
Koreaanse film van een van hun meest bekende productie maatschappij
IFD. Godfrey Ho was de regisseur en levert een film van constante
kwaliteit en erg intense gevechten af. Dit moet je natuurlijk van uit
een Koreaanse standpunt bekijken en de film niet vergelijken met een
film uit Taiwan of Hongkong. Het budget moet vrij laag gelegen hebben
en daarom zijn de locaties redelijk kaal en somber. Hetzelfde geldt
ook voor de kleding en andere toevoegingen. Het grappige is dat
tijdens scènes op grote binnen locaties b.v het keizerlijk paleis er
continue stoom uit de monden van de acteurs komt. Dit geeft
overduidelijk aan dat dit gefilmd moet zijn in een openbaar gebouw
waar een minimum aan kosten aanhangt. Het is natuurlijk winter en dit
soort tekenen van kou kan je niet verbergen. Toch geeft dit de film
wel een apart sfeertje. De intensiteit van de gevechten zorgt er ook
voor dat de film goed te kijken is. De technieken zien er krachtig uit
en worden goed op snelheid uitgevoerd. Voor zo ver het mogelijk is in
een kung fu film is er een vorm van realisme in de gevechten terug te
vinden. Zoals bijna altijd in een Koreaanse film ligt het accent op de
benen, echter wat het anders maakt is dat de handen ook goed gebruikt
worden. Acrobatiek is niet echt aanwezig en beperkt zich tot een
enkele salto of flip. De aanwezigheid van Liu Chai Hui maakt ‘Raiders
of buddhist kung fu’ helemaal tot iets aparts. Het uitstapje van de
top acteur beperkt zich tot een aantal korte scènes en een gevecht.
Dit alles moet met een dag filmen op de band gestaan hebben. Over een
acteer prestatie is niet echt te spreken, omdat hij bijna geen tekst
heeft. Het gevecht dat hij heeft is daarintegen wel de moeite waard.
We zien hem op een besneeuwde vlakte met een stok tegen over een driedelige stok staan. Het grappige hieraan is dat juist hij diegene is die zoveel bekendheid kreeg met dit wapen door zijn rol in
‘The 36th chamber of Shaolin’. Daarna gaat hij over op ongewapend en
laat een aantal bewegingen zien die je normaal van zijn pleegbroer Liu
Chia Liang mag verwachten. Helaas komt er nogal abrupt een einde aan
het gevecht en blijft de kijker met een nogal onbevredigd gevoel
achter. Terugspoelen en nog eens kijken is hierin wel een optie, want
dit gevecht is dit zeker waard. Over het algemeen genomen is dit dus
geen topper. Toch is het een goede film om iemand kennis te laten
maken met Koreaanse films want het is allemaal niet zo extreem als de
meeste andere films uit dit land.