|
Als een Shaolin rebel als enige de strijd
met met een meedogenloze generaal (Kam Kong) overleeft besluit hij zich
in stilte terug te trekken. Hij zoekt een rustig dorpje uit en opent
daar samen met zijn dochter, Ping Erh (Judy Lee)een tofu winkel. Omdat
hij niet wil dat zij ook een leven vol gevaar zal gaan leiden besluit
hij om haar geen kung fu te leren. Maar het bloed kruipt waar het niet
gaan kan en als ze toch in aanraking met kung fu komt is ze meteen
verkocht. Regelmatig bezoekt ze een plek waar echte meesters trainen en
op die manier leert zij hun stijl. Shao Wei (Ting Wa Chung), de knecht
die voor haar vader werkt betrapt haar op een dag tijdens het trainen. Om
te voorkomen dat hij het aan haar vader zal vertellen belooft ze hem
alles te leren wat ze weet. Dit gaat een tijdje goed tot Shao Wei een
corrupte monnik terecht wil wijzen. Ping Erh kijkt een tijdje toe, maar
wanneer ze ziet dat Shao Wei echt aan het verliezen is grijpt ze in. Met
gemak lijkt ze van de monnik te winnen. Maar dan opeens grijpt haar
vader in. Hij is werkelijk woedend dat zijn dochter stiekem kung fu
geleerd heeft. Gelukkig voor Ping Erh komt net op tijd haar oom binnen.
Deze doet een goed woordje voor haar en haar vader lijkt zijn boosheid
een beetje te vergeten. Maar de monnik is zijn vernedering nog niet
vergeten. Aangezien hij bevriend is met de burgermeester gaat hij daar
om hulp vragen. Deze stuurt zijn doorgedraaide zoon (Tsamg Tsui) met hem
mee om Ping Erh een lesje te leren. Doordat de jonge te veel kung fu
getraind heeft is er iets bij hem geknapt. Hij kan enorm vechten maar
gedraagt zich als een kind van vier. Het gevecht eindigt onbeslist maar
de malloot heeft zijn zinnen er opgezet om met Ping Erh te trouwen.
Omdat ze weten dat er problemen komen als ze hem afwijzen besluiten ze
een wedstrijd te organiseren. De man die Ping Erh kan verslaan mag met
haar trouwen. De wedstrijd wordt gewonnen door een mysterieuze
vreemdeling (Raymond Liu). Vreemd genoeg weigert hij met Ping Erh te
trouwen. Hij geeft alleen het advies om de stad te verlaten. Waarom laat
hij echter achterwege. Helaas wordt al snel duidelijk waarom hij dit
zei. De generaal waar Ping Erh's vader jaren geleden mee vocht is terug
en maakt jacht op de overlevende van Shaolin.
Hoeveel kan een man doen bij het maken van een film. In
het geval van Raymond Liu zal het antwoord moeten zijn, bijna alles. Niet
alleen speelt hij een van de hoofdrollen maar was hij ook de regisseur,
choreograaf én de producer. Het enige belangrijke waar hij niet
verantwoordelijk voor was is het schrijven van het verhaal. Dit laatste
is meteen ook het minste van de film dus hier hoeft hij zichzelf geen
schuld voor aan te rekenen. Het verhaal is wat rommelig en heeft niet
echt iets duidelijk tastbaars wat je kan volgen. Het kan komen dat de
ware verhaal lijn verloren gegaan is door de dubbing. Verder zit alles
namelijk wel goed in elkaar. De personages zijn sterk, er is veel
variatie en de gecreëerde situaties zijn leuk. Het dreigt alleen heel
even fout te gaan als de debiele zoon van de burgermeester in beeld
komt. Even lijkt het er op dat we in een stuk zinloze komedie vervallen.
Gelukkig is dit niet het geval. Het personage is wel van die strekking,
maar omdat hij er een bizarre en vermakelijke kung fu stijl op na houdt
blijft het allemaal draagbaar. Verder zorgt Ting Wa Chung voor de
komische noot in het verhaal. Hij doet net alsof hij niet kan vechten en
trekt af en toe een gekke bek. Het grappige hiervan is dat hij met
zoveel gemak beweegt dat er duidelijk doorschemert dat hij het gewoon
wel kan. Er zijn twee zaken die 'The crane fighter' tot een geweldige
film maken. De eerste zijn de prachtige en bijna non-stop gevechten en
de tweede is natuurlijk Judy Lee. Ze beweegt fantastisch, heeft kracht,
flexibiliteit en beschikt ook nog eens over een uitgebreid scala aan
technieken. Om het af te maken is het ook nog eens een mooie dame om
naar te kijken. Deze film benut werkelijk al haar goede punten. Ze vecht
continue met de 'Crane' stijl en hetzelfde geldt voor Raymond Liu. De
gevechten zitten goed in elkaar en zijn een combinatie van kung fu en
acrobatiek. De salto's en flips hebben niet de overhand maar zijn wel
nadrukkelijk aanwezig. Met wapens wordt er bijna niet gevochten. Heel af
en toe zien we een speer of zwaard. Raymond Liu is eigenlijk de enige
die een wapen hanteert. Het gaat hier om een blauwe waaier. Dit geeft
hem in combinatie met zijn witte pak een bijna ridderlijke en
heldhaftige uitstraling. De generaal wordt neergezet door de meest brute
man uit het genre, namelijk Kam Kong. Zijn lichaam is immuun voor bijna
alles wat hem raakt en dit levert een behoorlijk intens eindgevecht op.
Zoals altijd heeft hij maar een zwakke plek en deze blijkt op een wel
heel aparte plaats te zitten. De manier waarop de film gepresenteerd
wordt behoort tot de bovenste laag van de individueel geproduceerde kung
fu films. Alles is dus goed verzorgd en prachtig aangekleed. Veel
figuranten, prachtige gebouwen en mooie kleurrijke kleding. Vooral het
generaals gewaad van Kam kong is een lust voor het oog. Veel lovende
woorden dus. En dat mag ook wel want 'The crane fighter' is geen films
zoals je hem elke dag tegen komt. Alles volgt net een ander pad als
normaal en de geweldige gevechten maken dit helemaal af. Het moet alleen
wel zo zijn dat je van films houdt waarin de gevechten de boventoon
voeren.
Copyright
kungfufilms.nl (2005) |